voorstellen
Ik slao veur dat wij morgen gaon vissen (Erica)
een keteer pauzeert (Borger)
Hij hef det op die vergadering veur eslagen (Hoogeveen)
voorslaan(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
De hoepen mussen veurslagen worden, veurdat ze weld wuurden (Sleen)