vezel -s, de
  1. vezel

    Dit roten van het vlas was umme de vezels van de stengels te kriegen (Smilde)

    Van wat veur vezel is dat maakt? (Nieuw Schoonebeek)

    Zie ook:
  2. op vezels lijkende elementen(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Der zaten veule vezels in die tarwestoet (Havelte)

    Die eerappels is een en al vezel (Kerkenveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...