viehek het, Zuidoost-Drenthe
  1. hek om vee onder controle te houden

    Hij zette de viehekken op de stortkar, hij mus de schaop ophalen (Sleen)

    IJ hadden eerder veur transsport van vie een wagen met viehekken der op (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...