vingerling -en, de
  1. beschermhoes voor verband om een zere vinger

    Mit de vingerling umme hool ie het lappie mooi schone (Elim)

    Vingerlingen weurden emaakt van een olde onderbroek (Zuidwolde)

    Ie kregen een vingerling um de vinger en een doemeling um de doem (Dwingelo)

    Zie ook:
  2. wijsvinger (Pdh), in

    Doemeling, vingerling, lankhals, biertapper en loezenknapper

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...