vleet de
  1. grote hoeveelheid(Zuidwest-Drenthe)

    Wij moet nog een hele vleet holt hakken (Wapse)

    Der lig nog een hele vleet onder de boom

    Zie ook:
  2. in

    bij de vleet

    Wij hebt appels bij de vleet (Borger)

    Der zaten brummels bij de vleet (Zwiggelte)

    Hij hef geld bij de vleet (Westerbork)

    centen bij de vleet (Gieten)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...