vlekkerig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. vlekkerig

    De bonnen bint vlekkerig deur de nattigheid

    As bonen vlekkerig bint, zit er roestvlekken op (Gasselte)

    Dat kind zal wal de mezzels kriegen, het zöt er zo vlekkerig oet (Borger)

    Hie is zo vlekkerig in het gezicht (Balloo)

    bont in het gezicht (Grolloo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...