vleugeln overgankelijk, werkwoord, zwak

Ook: oetvleugeln

Bron: Drentsche Volksalmanak
  1. grond stukmaken met de schijfeg

    Taoi gröslaand gaot ze vleugeln veur het scheuren (Wapserveen)

    De grond vleugeln mit een vleugelegge (Hollandscheveld)

    mit een schiefegge (Dwingelo)

    Zie ook:
  2. rommel uit de wan halen met een ganzenveer of kippenveer(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    Het kaf uut de wanne vleugeln (Kerkenveld)

    mit een kiepevleugel (Diever)

    Het zaod schone vleugeln (Nijeveen)

    kraanzeln

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...