vliegerig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord

Spellingvarianten als bij: vliegen

  1. onstuimig, wild

    We kriegt aander weer, de jongen bint zo vliegerig (Havelte)

    As de kinder vliegerig bint, krieg wij regen (Zwinderen)

    störm (Balloo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...