vlijer -s, de
  1. iem. die iets neerlegt of opstapelt

    De vlijer leg de gorven hen (Barger Oosterveld)

    De vanger stund in het vanggat de bossen naor de vlijer te gooien (Elim)

    De vlijer maakt de törf in de bult (Weerdinge)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...