vlinder -s, de
  1. vlinder

    Dizze zummer waren der veul vlinders (Balloo)

    De witte vlinders zaten al weer drok op de kool

    Aj de witte vlinders vangt, kreej gien roepen op de kool (Wapse)

    Zie ook:
  2. vlinderstrik(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Een vlinder mit een knippe der achter (Hollandscheveld)

    Zie ook:
  3. fladderig meisje(Midden-Drenthe)

    Ok een hittepetit hèur, een vlinderdie (Hijken)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...