volmacht -en, de
  1. mandaat

    Je moet hum gien volmacht geven, dan giet het verkeerd (Klazienaveen)

    Hij stemt bij volmacht (Grolloo)

    Hij hef volmacht um de acte te tieken (Kerkenveld)

    Zie ook:
  2. volmacht, markebestuurder(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    In Slien bint drei volmachten. Die wordt keuzen deur de boeren (Sleen)

    De volmachten mussen de boeren opcommanderen veur het boerwark (Dalen)

    Het schepersloon weur vaststeld deur de volmachten (Emmen)

    De aolde volmacht mus bij het boerwarken eerst veurdrinken (Zwinderen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...