vortdoen overgankelijk, sterk, werkwoord

Ook: wegdoen

  1. wegdoen, verkopen

    Ik heb mien hond vortdaon (Gasselte)

    Zie mussen het hoes vortdoen, zie kunden het niet meer opbrengen (Sleen)

    Je moet niet alles vortdoen, wij moet ok een beetie achterholden (Borger)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...