vrijen onovergankelijk, werkwoord, zwak, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe

Ook: vraaien (Kop van Drenthe)

  1. vrijen

    Zie hebt in de schuur legen te vrijen (Padhuis)

    Wij bint nou veule vrijer um te vrijen as vrogger (Ruinerwold)

    Ze zat aal wat op hom om te vraaien (Roderwolde)

    Vrijen is mooier waark as sneivegen (Norg)

    Zie ook:
  2. op vrijersvoeten zijn, naar een meisje gaan

    Eerder gungen ze uut vrijen (Zuidwolde)

    Hie is al hiel jong begund te vrijen (Balloo)

    Hij hef gisteraovend uut vrijen ewèest (Dwingelo)

    Neef en nicht vrijt licht (Anloo)

    Al wat jonk is vrijt graag/Al wat old is, dat bromt graag (Meppel)

    Kiek mij ies an, lacht mij ies toe/Weej het nog wel/Ik vrije mit oe (Broekhuizen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...