vrijer -s, de
  1. vrijer

    Elke vrijer is nog niet gelant (Smilde)

    De vrijer kwam 's zundags (Wapserveen)

    De vrijer kump al an huus (Nijeveen)

    Zie ook:
  2. man, kerel

    Ik vien hum mar een rare vrijer (Kerkenveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...