vrijigheid de
  1. vrijheid

    Hij is gien vrijigheid ewend (Dwingelo)

    Dat mot in alle vrijigheid gebeuren (Zwinderen)

    Aj dat zo doet, hebt de wichter ok wat mèer vrijigheid (Sleen)

    Zie hebt een bult vrijigheid

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...