Ook: vro (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid), vrog (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe), vrou (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), vroou (Kop van Drenthe), vrooug (Midden-Drenthe), vroog (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe), vroug (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
vroeg
Hij warkt van de vro mörgen tot de late aovend (Sleen)
Mörgen is het weer vro dag (Eext)
Hij is vrou storven
Hoe vrou gaot wie vort? (Nieuw Schoonebeek)
Zummerpediezen waren vroou riep (Een)
Zij bint niet vrog, mar nou zie ik ze toch ankomen (Koekange)
Hij is een padtie te vro ingaon (Rolde)
Hij is te vro bij de mot weghaold
*Aj de naam hebt van vrog opstaon, dan kuj wal lang op bedde blieven (Sleen)
Aj de name hebt van late ween, dan holpt het oe niks, aj vrog bint (Hollandscheveld)
Vroeg riep, vroeg rot