vrouwlu de
  1. vrouwen

    De vrouwlu hebt mekaar almaol in de arm (Padhuis)

    Op die bruloft waren alle vrouwlu in het lang (Beilen)

    Hij is nogal drok op de vrouwlu

    Vrouwlu en moezen is een bedarf in de hoezen (Exlo)

    Vrouwlu en moes/Hèurt in hoes/Kèrels en kat/Hèurt bij het pad

    Vrouwlu en jong pèerd weet niet, waor ze te laand kommen kunt

    Bron: H. Molema, Proeve van een woordenboek van de Drentsche volkstaal in de 19e eeuw. MS UB Groningen Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...