vruit tussenwerpsel

Ook: vruut

Bron: L. Jonker & L. Jonker
  1. vooruit!

    Vruit hond, hen 't nust! (Sleen)

    Vruit koou, oetzied! (Eext)

    Vruit mit de geit! (Elim)

    Vruit opschieten, wij hebt niet de hele dag tied! (Hollandscheveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...