wèerde -s, de, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: weerde, wièerde (Zuidwest-Drenthe Noord)

  1. waarde

    Het is wel een mooi taofeltie, mar de weerde is niet groot (Wapserveen)

    Hie stelt gien wèerde op het geld

    Dat is een ding van wainig weerde (Eelde)

    van nul en geender weerde (Anderen)

    Zie ook:
  2. in(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    in wèerde holden

    in weerden holden

    Het olde moej in weerden holden (Diever)

    *Men lèert gien wèerd, of men giet er met over de hèerd

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...