waant I dehet, Kop van Drenthe, Veenkoloniƫn, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: want (Zuidoost-Drenthe), waan (Kop van Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid), waant II

  1. grote hoeveelheid, van klappen

    Wat is dat een alias van een jonge, wat een loeder, hij mus een waant klappen hebben (Smilde)

    Ik heb die kerel een goeie want anmeten (Borger)

    Woj oprukken of neit? Aans kriej een een waantie op de pens (Roden)

    Hij hef een waant had, hij beulde het oet (Barger Compascuum)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...