Ook: waachten (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Noord)
wachten
Aj even wacht, haal ik het nog even op (Odoorn)
Kom der mor in, het wark kan wal even wachten
Pak an, niet op neugen wachten (Schoonebeek)
En maor wachten en ummehangen, daor zoj gammel van worden (Hoogeveen)
Hie har weer te lang waacht
Ie könt er ien elk geval beter op wachten as op vasten (Ruinen)
in
wachten kunnen
As ik het wachten kan, help ik die wal even, man vandage kan ik het nich wachten (Barger Oosterveld)
wachten op(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)
Ik waache oe wel (Diever)
verwachten, te goed hebben
Wij hebt van een arfoompie nog wal wat te wachten (Buinen)
Der stait hom nogal wat te wachten
Het kwaamp daw zo'n neie commies te wachten zint
(wederk.) oppassen, zich hoeden(Kop van Drenthe)
Dei man, daor moej je een beetie veur waachten (Vries)
waren