wagenhok het, Kop van Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)

Ook: wagenhut

  1. hok om wagens te stallen, kon een losstaand schuurtje op het erf zijn, maar ook aangebouwd. Het was

    Zet de hark en de schöp mor in het waogenhok (Balloo)

    De waogenhut stun vol (Roderwolde)

    Mit de regen krèupen de kiepen ien het wagenhokke (Ruinerwold)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...