wagenledder de
  1. laddervormig zijstuk van een wagen

    De wagenledder stiet tegen de rongen an (Emmen)

    Met mestlaan gebroekten wij mar ien wagenledder (Oosterhesselen)

    Het raam veur roggelaan lag op de wagenledders (Ruinerwold)

    Hij meuk nei baandiezer op de wagenledders (Mantinge)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...