wang -en, de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: wange (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe)

  1. wang

    Hij was kenbaor an die snee op zien wange (Diever)

    Hij haar een grote moedervlekke op de wange (Dwingelo)

    De traonen leupen mien mo over de wangen van het lachen (Beilen)

    leier

    Zie ook:
  2. één van de beide muurtjes, waarop de kap van de haard aan weerskanten rust

    *Hönnig op brood/Wangen rood (Vries)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...