wantrouwend bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. wantrouwend

    Ze doet nogal wantrouwend (Elim)

    Hij stiet wantrouwend, ...wantrouwig tegenover zien buurman (Hooghalen)

    wantrouwend

    wantrouwig

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...