warker(d) -s, de
  1. werker

    Die kèrel, dat is een harde warker (Zwiggelte)

    Het is een monster waarker

    Zie ook:
  2. werkbij(Kop van Drenthe)

    Der binnen iemen, breuders, waarkers en moor (Taarlo)

    warkiem

    warkster

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...