warvel I -s, de, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: wartel (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid), wervel (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

  1. wervel

    Hij hef een deurgezakte warvel (Noordscheschut)

    De warvel was kneusd (Wapserveen)

    Zie ook:
  2. draai, dwarrel in het haar(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)

    De biggen, die een warvel, ...dwarrel hadden waren miestal de besten (Sleen)

    Zie ook:
  3. worgel, wartel, draaibare schakel(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe)

    In de leide zaten warvels (Odoorn)

    Een leertie um staart en dan een touw eran. Die boven an de zolder vast met een warvel der tussen

    wörgel

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...