Ook: wèer (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid)
weer
Het is man goud dat de lu niks over het weer te zeggen hebt; dan kreej oorlog (Barger Oosterveld)
Wij hebt vannacht zwaor weer had (Emmen)
Jan is minister van weer en wind
Het aolde wèer in Meert brengt trillings boven het laand
Hij speult mooi weer van aandermans geld (Oosterhesselen)
Het mooie weer is uut, zij proot mekare niet meer toe
onweer, bliksem
Daor is het weer inslagen (Sleen)
door verwering ontstane plek
Die spiegel kuj wel wegdoen, daor zit het weer ien (Ruinerwold)
In het nikkeln kannegie zit het weer wat in (Exlo)
*Het weer is zo prachtig/En de wichter bint drachtig/En Jaobekie mot in de kraom/En dat hebben die j