weer V bijwoord, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid
  1. wederom

    Ie magt het niet weer doen (Zuidwolde)

    Hij döt het weer (Zwinderen)

    Zie ook:
  2. terug

    Hij is er al weer (Grolloo)

    Ik bin der zo weer (Wapserveen)

    Kom maor gauw weer (Balloo)

    Geef mie dat ies even weer, ik mot er nog wat an doun (Barger Oosterveld)

    weerkriegen, weerbrengen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...