weerdoen overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. teruggeven

    Je mugt het wal even hebben, mor je moet mij het weerdoen (Drouwen)

    Ie mut mij dat boek wel weerdoen (Kerkenveld)

    Dou mie de schere even weer, dan kan ik dat stukkien oetknippen (Barger Oosterveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...