Ook: wèerums
Bron: H. Molema, Proeve van een woordenboek van de Drentsche volkstaal in de 19e eeuw. MS UB Groningen & H. Molema, Proeve van een woordenboek van de Drentsche volkstaal in de 19e eeuw. MS UB Groningenweerom, terug
Ik heb het wel ies had, dat ik mit vorst hen Möppel gunk en mit daoi weerumme mus (Diever)
Met een kwinkslag haalde hij de stemming weerum (Padhuis)
Hij wet altied wat weerumme
op de terugreis
Weerum mus ik achterin zitten (Barger Oosterveld)
Mien baos is er niet, kom weerum mor even an (Odoorn)
(wm), in
Ik zal hum zo wèerums de boksen beslaon