weide -n, de, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)

Ook: waai III, wei (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), wa(a)ide (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

  1. weide

    Hij het een kou bij hom in de waide (Eelde)

    De motten loopt in de waide (Nieuw Schoonebeek)

    Zie ook:
  2. voedsel van een weiland

    Mit zukke waide is het gien wonder dat dien vei der zo kommerig oetzug (Barger Compascuum)

    De koenen bölkt; ze wilt in een kaampie mit meer weide (Pesse)

    De koenen hebt de weide haost op (Stieltjeskanaal)

    As het blad zo groot is as een gulden is er weide (Ruinen)

    Der is niet eerder weide as er blad zit an de ekenboom (Hijken)

    Zie ook:
  3. aandeel in gemeenschappelijk weideland(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Hie hef vief weiden in dat stuk (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...