weller -s, de

Ook: ofweller, welder

  1. persoon die na de maaier komt, met welhaken garven maakt en ze in de lengterichting van het korenvel

    De weller kun de meeier aamperan bijholden (Diever)

    De weller

    mus ok garven binden as de meier de zèende scharpte (Padhuis)

    oetnemer

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...