wenden overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. wenden, keren

    Het is zo vol, ie kunt oe niet wenden of keren (Wapserveen)

    Met vraogen kist die tot hom wenden (Emmer Erfscheidenveen)

    Zie ook:
  2. omkeren van hooi(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    Wij moet het heui nog even wenden, het is nog niet dreug (Sleen)

    Ruterheui gef minder verlies dan heui det een paar keer ewend

    is (Ruinerwold)

    Zie ook:
  3. (hy), in

    Die akker wendt aordig

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...