wendakker
De hoek van die wenning moet ik even anspitten (Emmen)
Die kwajongens hebt op de wenning een boel bieten verlopen (Exlo)
As de wenning arg stief is, wordt e wat dieper lös eploegd (Geesbrug)
Op de wenning gooiden ij de ploeg op de sleepzool (Zwinderen)
De eerpels op de wenning waren aordig minder (Een)
wenakker