wens -en, de, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: wèens (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe), wèensch (Midden-Drenthe), weins (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe), wenst (Kop van Drenthe), wuunst (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. wens

    Bij een vallende ster muj een wens doen (Stieltjeskanaal)

    Hie hef een koppel wèenschen, van goedkopen tot duren (Eext)

    Het geet allemaole naor weins (Hijken)

    Zie ook:
  2. heimwee

    Die vrouw had zo'n wèens, het much daor niet graag wonen (Oosterhesselen)

    Hij hef nog wel weins naor zien olde dorp (Broekhuizen)

    hen huus (Wapse)

    van huus (Emmer Erfscheidenveen)

    Ze haar wenst naor heur olders (Roderwolde)

    Ik heb wens van hum

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...