Ook: wèren (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe)
weren
Een net um de vogels te weren (Klazienaveen)
Geesien kan 's aovends de slaop haost niet weren (Rolde)
(wederk.) zich weren
Hij weerde hum duchtig (Ruinerwold)
Ik weeit zeker dat e zuk gooud weren zal
Wij hebt oes best weerd vanaovend
Hij hef zich goed ewèerd
ruzie maken, klieren, drenzen, stoeien(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)
Lig toch niet zo te wèren
Holdt op te weren, straks doej mekaar zeer
Proot non is gewoon en zit niet altied te wèren
Ze zit aal tegen mekaar an te wèren (Beilen)
dweren
druk bezig zijn(Zuidwest-Drenthe Zuid)
Wij hebt een paar dagen etaogd en eweerd, want ook de kasten mussen lèeg
Hij wèerde hen en weerdèn net een angescheuten haze
dwarsliggen(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
Dat gaile spek, dat weert zo