weverij -en, de
  1. het weven

    Het is zo zachiesan oflopen mit de weverij (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  2. het geweefde

    De wever kreeg een eierpankoek bij het brengen van de weverij

    Bron: H. Tiesing Zie ook:
  3. weverswerkplaats

    De weverije was de warkplaatse van de wever (Zuidwolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...