wiendroeve de
  1. wijndruif

    Der stun een verkoper op maarkt met wiendroeven (Gieten)

    De wiendroeven wassen arg zoer (Wapserveen)

    Zie ook:
  2. wijnstok

    Wij hebt een wiendroeve tegen de schure op (Zuidwolde)

    tegen de gevel (Roderwolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...