wies II bijvoeglijk naamwoord, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)

Ook: wees II, weesk (Veenkoloniën), weis(k) (Kop van Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), wais (Veenkoloniën), weeis (Midden-Drenthe), wees (Veenkoloniën), wiesheid II

Bron: Drentsche Volksalmanak & Drentsche Volksalmanak
  1. lijdend aan likzucht

    Die koe is wies (Sleen)

    hij mot een likstein hebben (Barger Compascuum)

    Aalse is goud veur een weeske kou (Roswinkel)

    Het deier was een beetje weis (Eelde)

    Zie ook:
  2. ongesteld, onpasselijk

    Zie ook:
  3. afkerig, walgend van voedsel 'In sommige weiden wordt het vee wees van zekere planten, die het langd

    Die hond vret gres, die is wies (Sleen)

    Dat pèerd is wies

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...