Ook: wees II, weesk (Veenkoloniën), weis(k) (Kop van Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), wais (Veenkoloniën), weeis (Midden-Drenthe), wees (Veenkoloniën), wiesheid II
Bron: Drentsche Volksalmanak & Drentsche Volksalmanaklijdend aan likzucht
Die koe is wies (Sleen)
hij mot een likstein hebben (Barger Compascuum)
Aalse is goud veur een weeske kou (Roswinkel)
Het deier was een beetje weis (Eelde)
ongesteld, onpasselijk
Zie ook:afkerig, walgend van voedsel 'In sommige weiden wordt het vee wees van zekere planten, die het langd
Die hond vret gres, die is wies (Sleen)
Dat pèerd is wies