wietel -s, de, Kop van Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe

Ook: wiedel (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

Bron: H. Tiesing & H. Tiesing
  1. onderlaken 'van grover stof dan het bovenlaken, uit den afval van het vlas,

    hede

    Een beddelaken van wietel was zo hard an de hoed (Oosterhesselen)

    Een wollen wiedel

    Wietels worden emaakt van tweede soort vlas (Ruinen)

    Wietel

    Wietels

    Zij had de wietels mooi opstaopeld in het kamnet (Vries)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...