winkeln onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. winkelen

    Wacht hier maor; intied gao wie even winkeln (Barger Oosterveld)

    Ik moe nog hen winkeln, ...bosschoppen doen (Oosterhesselen)

    Zie ook:
  2. een winkel houden(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Hie wol het zaakien opgeven, mar hie winkelt nog deur (Stieltjeskanaal)

    Bron: Nieuwe Drents(ch)e Volksalmanak Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...