wischen overgankelijk, werkwoord, zwak, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)

Ook: wissen (Midden-Drenthe), (Veenkoloniën), wisken (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), wiskern (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), wiske(r)n, wissen II

  1. vegen, wissen

    De vrouwlu wiskert aal an (Eexterveen)

    Wil ie de börden èven wissen

    Hij zat zuk maar in de ogen te wissen, hij kun wel slaop hebben (Klazienaveen)

    Ik zal even met schötteldoek over de taofel wissen (Borger)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...