wisseln overgankelijk, werkwoord, zwak, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe

Ook: wesseln (Zuidoost-Drenthe)

Bron: Drentsche Volksalmanak & Drentsche Volksalmanak
  1. wisselen

    Het kind is al an het wisseln; kiek, hier is een taand (Eext)

    Het biest wesselt

    Kuj mij die honderd gulden wisseln (Sleen)

    Even van plaots wisseln (Nieuw Amsterdam)

    Ik heb nog noeit een woord met dat wicht wisseld (Emmer Compascuum)

    Zie ook:
  2. wisselgeld geven

    Kuj altemit een gulden wisseln? (Vledder)

    Ik kan oe niet wisseln, ik heb gien kleingeld (Ruinerwold)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...