wissigheid de
  1. zekerheid

    Hij deer veur de wissigheid de patroenen uut het geweer (Ruinerwold)

    Ik wil toch wel wat meer wissigheid (Hoogeveen)

    Ik zal je veur de wissigheid geld metgeven (Gasselte)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...