wit
Witte koek was grondneutenkoek veur het vie (Padhuis)
kleurloos
Hij is zo wit um de neuze, zul e zeik weden? (Barger Compascuum)
Hij was zo wit as een dooie, ...snei (Barger Oosterveld)
...een doek (Sleen)
een drieteldoek (Ruinerwold)
blond(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)
Det main hef wit haor (Broekhuizen)
Het haor is bij wit of
geschild(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)
Wij hebt de eerpels al wit (Havelte)
tbc-vrij
Een wit bedrief (Sleen)
(hy:md), in
wit umjagen
(um)bouwen