waolig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: waolderig (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe), wollig (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. golvend

    Wat hef die mooi waolig haor (Pesse)

    Zie ook:
  2. gekruld, van varkenshaar

    Dat varken is wat waolig in het haor (Havelte)

    Waolige varkens bint niet de besten

    Die zwienen doet het niet zo best, zie bint zo wollig in het haor

    Keugies magt niet wollig wezen in het haor (Zuidwolde)

    Zie ook:
  3. met wallen(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Hie is wat waolig under de ogen (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...