worteln onovergankelijk, werkwoord, zwak

Spellingvarianten als bij: wortel

  1. wortelen

    De stroeken wortelt al (Oosterhesselen)

    Dei bomen wortelt nich deip (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  2. hard werken(Zuidwest-Drenthe)

    Zij waren an het worteln en doen, maar het hölp heur niet veule

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...