wrangig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. bitterzuur(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Die appel is wat wrangig (Zwiggelte)

    wrang(erig)

    Zie ook:
  2. behept met wrang(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe)

    Het uur is wrangig, ik zeei der van kommen dat dizze koou een tweeitetter wordt (Eext)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...