wupper(d) de
  1. beweeglijk persoon

    Dat is toch zo'n wupperd, dei kan nog gien vief menuten op een stoule zitten blieven (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  2. zwengel van het spinnewiel, waarmee het wiel in beweging wordt gebracht

    Zie ook:
  3. soort tol(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe)

    Met een touwgie an een stok koj de wupper meters wied wegslaon en dan leup e nog (Beilen)

    glazenwupper

    Zie ook:
  4. flesopener(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    Rek mij de wupper even an (Dwingelo)

    Een flessenopener is hier een wuppertien (Coevorden)

    Zie ook:
  5. carbidlamp(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...